Schuld Pieter Grootveld sr., schipper KW 110

Agnes Dessing promoveerde in 2004 op haar proefschrift Tulpen voor Wilhelmina waarna daarvan ook het boek verscheen. Het handelt over de Engelandvaarten in WO II. Agnes Dessing beschrijft o.m. de oversteek naar Engeland op 29 augustus 1942 van het vissersschip KW 110 onder schipper Pieter Grootveld sr.

Na verschijning van het boek werd Dessing aangevallen en werd een rectificatie geëist. Grootveld zou namelijk, in tegenstelling met Dessings lezing, niets van spionagedoeleinden middels vissersschepen hebben geweten. Een anonieme gebruiker nu heeft de lijn doorgetrokken van Dessing naar Wikipedia en hij/zij heeft bij een aantal artikelen die direct of indirect gaan over de oversteek van de KW 110 en over Pieter Grootveld sr. rectificaties geplaatst of doen plaatsen, in enkele gevallen verwijzend naar de rectificatie welke aan Dessing werd opgelegd. De in Wikipedia aangetroffen rectificaties luiden:
M.b.t. de ontsnapping van de Katwijk 110 in augustus 1942, op touw gezet door J. de Mos, is de rol van schipper P. Grootveld (1888-1986) onjuist weergegeven. Grootveld was geen lid of sympathisant van de NSB, noch was hij pro-Duits.’ Hij wist niet, dat zijn schip, de Katwijk 110, voor Duitse spionagedoeleinden gebruikt werd.

Een uitvoerige rapportage van de Britse Intelligence Service toont echter een geheel ander beeld. De tegenargumenten, ontleend aan deze rapportage zijn:
In oktober 1941 vertrok Pieter Grootveld sr. naar zee met de logger IJM 225 met tevens aan boord de marconist en V-Mann W.A.J. Maarleveld. De -bewapende- V-Mann verbleef in het logies van de schipper van waaruit hij zijn seintoestel bediende om aan de Kriegsmarine informatie door te geven. Daar dit plaatsvond in schipper Grootvelds logies móét het spionagewerk door Pieter Grootveld sr. zijn bemerkt. Deze reis was dan ook schipper Grootvelds eerste kennismaking met het bestaan van – en het werken op een spionagelogger.
In het voorjaar van 1942 sprak de toen werkloze Pieter Grootveld sr. met Jan Dirk Vader, een landgenoot die in dienst was van de Hafenüberwachungsstelle van IJmuiden. Vader was ook min of meer betrokken bij de maritieme spionage-activiteiten die geleid werden door de Abwehrmann Friedrich Carl Heinrich Strauch. Zij bespraken de mogelijkheid van een plaats voor Pieter Grootveld sr. op een logger en een mogelijke toetreding van Grootvelds zoon Pieter tot een groep marconisten/spionnen die als V-Männer. (vertrouwensmannen) voor de Duitsers aan boord van bepaalde vissersschepen opereerden. De toetreding van de zoon had inderdaad plaats. Pieter Grootveld jr. zou zijn spionagewerk volhouden tot eind maart 1945 op de spionagelogger SCH 160. Grootvelds oudste zoon, Ment, trad later ook toe tot de groep maritieme  V-Männer. Dit was de tweede maal dat Pieter Grootveld sr., maar nu via zijn zoons, onloochenbaar werd bepaald bij het bestaan van spionageloggers en V-Männer.

In de daaropvolgende maanden had Pieter Grootveld sr. voor een plaatsing op een vissersschip tot driemaal toe een persoonlijk contact met de Abwehrmann Strauch, voor het laatst op 21 augustus 1942. Voordien had hij samen met Jan Dirk Vader de Kapitänleutnant Strauch ontmoet in het Hotel 1. te IJmuiden, waarna hij door Strauch ’s avonds bij hem thuis, in Bloemendaal, werd ontvangen. De derde ontmoeting met Strauch was op 21 augustus 1942. Daarbij ontmoette Pieter Grootveld sr. de V-Mann Johannes Dijkstra die de komende reis als spion/marconist met hem aan boord zou komen. Grootveld vertelde onder meer aan Dijkstra dat zijn zoon Pieter óók als V-Mann functioneerde. Samenvattend is Pieter Grootveld sr. vijf maal geconfronteerd geworden met het gegeven ‘spionagelogger’.

Pieter Grootveld sr. werd op 20 augustus 1946 onvoorwaardelijk buiten vervolging, en dus in vrijheid, gesteld. Tot aan dat moment, tot 20 augustus 1946, kon Pieter Grootvelds verweer – tegen beter weten in – luiden dat hij geen kennis had van het bestaan van vissersschepen die voor spionage-doelstellingen bestemd waren, ook niet over dat van de KW 110. Geen getuigen of voorhanden zijnde documentatie konden tijdens het dienen van de rechtszaak concreet het tegendeel aantonen.

Enkele maanden na de onvoorwaardelijke invrijheidsstelling echter arriveerde bij de betrokken autoriteiten.een op 19 oktober 1946 gedateerde brief met daarbij een zeer uitvoerige rapportage. Het ging om een breed uitvoerig document over schipper Pieter Grootveld sr., V-Mann Johannes Dijkstra en de KW 110, afkomstig van de Britse Intelligence Service en nader geregistreerd als: N.A. Dossier inv.nr. 62742. Bijlage bij brief Bureau Nationale Veiligheid, afdeling Opsporingsdienst dd. 19 October 1946. Nrs. OD/D 5295/46 en D 6601. Omschrijving: Rapport over het M/v. Gijsbert Karel van Hogendorp, ook bekend als KW 110.
Maar, alhoewel de rapportage voldoende belastend was – zie boven – kon niets daarvan nog de onvoorwaardelijke buitenvervolgingstelling aantasten. Wat wel overeind is gebleven is het meervoudige gegeven dat Pieter Grootveld sr. destijds volledig bekend is geweest met de maritieme spionage en met de daarbij betrokken vissersschepen. De geëiste rectificaties door een anonieme gebruiker met betrekking tot de schipper Pieter Grootveld sr. en diens vermeende onbekendheid met de maritieme spionage als voornoemd zijn dan ook ongegrond.

Piet Spaans, historisch publicist en auteur.

Januari 2014