Jhr. Willem Theodoor Cornelis (Pim) van Doorn

31 mei 1911 – 29 juli 1943

en

Witold Artur Wladislaw (Tolo) Saryusz Makowski
21 april 1912 – 9 april 1995

Het verhaal van de vluchtpoging van Pim van Doorn en Tolo Makowski kent in de aanloop twee sporen die op een gegeven moment bij elkaar komen. Vanaf dat moment besluiten zij met een kano naar Engeland over te steken.

Voorgeschiedenis

Pim van Doorn iat
Pim van Doorn was reserve 1ste luitenant 3e regiment Huzaren. Na mei 1940 werd Pim al snel door de Duitsers gezocht. Als ervaren sportvlieger probeerde hij september 1940 met een vliegtuigje naar Engeland te ontsnappen. De poging mislukte en hij dook onder. Een aantal van zijn medevluchters/helpers werd gearresteerd.
Later werd hij verbindingsofficier bij de Ordedienst (OD), een organisatie van oud-militairen, met als taak een ondergronds leger op te zetten om bij het instorten van het Duitse regime de orde te herstellen.
Tolo Makowski was afkomstig uit Polen en Pools reserveofficier bij de cavalerie. In 1938 na een studie economie in Warschau kwam hij in dienst bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en begon zijn diplomatieke carrière. September 1939 komt hij naar Nederland en werd Viceconsul in Amsterdam.
Toen het Duitse leger op 1 september 1939 Polen binnenviel vertrokken de Poolse diplomaten mondjesmaat naar Engeland. Tolo ging niet mee!
Hij vertrok naar Frankrijk en meldde zich bij het Polish Army Camp te Coetquidan, waar toen Kolonel Maczek bezig was de Light Motorised Division (Cavalerie Motorisé) te formeren, het begin van ” 1ste Poolse Pantser Divisie”.
In opdracht van de Poolse inlichtingendienst kwam hij regelmatig in Den Haag.
Tijdens de inval mei 1940 van de Duitsers was Tolo in Nederland en kon niet meer terug naar Frankrijk. Via de Amerikaanse ambassade kreeg hij onderdak in Den Haag en ontmoette daar Mary van der Straaten (later zijn vrouw). Door haar kwam hij in contact met studenten uit Leiden en Delft die naar Engeland wilden om mee te helpen aan de bevrijding van Nederland. Tolo wilde zich aansluiten bij de Poolse troepen in Schotland. Deze werden later de 1ste Poolse Pantser Divisie van Generaal Maczek (bevrijding Breda, oktober 1944) en de Poolse Parachutisten Brigade van Generaal Sosabowski (Operatie Market Garden, september 1944)

Familie Saryusz Makowski, Ostrog, Wolhynia, 1932. Moeder Stefanie, Tolo, zuster Wanda en vader Arnold

Tolo als Pools reserveofficier, Brody, 1936

De voorbereiding
Op 9 september 1940 kreeg Tolo van de Nederlandse politie het bevel binnen 48 uur de stad te verlaten. Hij kwam in Amsterdam terecht en kreeg met hulp van het Comité Polen Nederland een verblijfplaats in Amsterdam. Daar sloot Tolo zich aan bij de groep Vrij Nederland en ontmoette Pim van Doorn die lid was van Vrij Nederland.
De groep Vrij Nederland hield zich bezig met het naar Londen doorspeelden van informatie over een mogelijke Duitse invasie. Ondertussen hadden Polen in ballingschap met elkaar afgesproken om in Engeland samen met de Britten een Pools leger te formeren. Begin 1941 werd het ene na het andere lid van Vrij Nederland gearresteerd en Tolo dook onder in Deurne (Brabant) en hield contact met Pim van Doorn en piloot Huib J. Dupon die samen een tocht over zee naar Engeland aan het voorbereiden waren.

Een voorbeeld van de illegale krant van de groep Vrij Nederland.

De ontsnapping via het tunneltje
Het Rotterdams Zeehospitium: links paviljoen Blankenheim en geheel rechts gebouw Feyenoord (nu Waaier)
en links daarvan, klein en donker, de ingang van het Zeehostunneltje.Pim van Doorn ontmoette in Den Haag Pim van Dorp, zoon van mw. D. B. van Dorp – Beuker Andrae, directeur van het Rotterdams Zeehospitium. Van Dorp bracht Van Doorn op het idee om een tunnel op het terrein van het Zeehospitium in Katwijk voor de ontsnapping te gebruiken. Een smalle tunnel die voor de oorlog was aangelegd om patiënten, vooral kinderen, met tuberculose veilig onder de Boulevard door naar het strand te brengen. Tolo en Pim kregen van Van Dorp de sleutel van het tunneltje.

Het Rotterdams Zeehospitium: links paviljoen Blankenheim en geheel rechts gebouw Feyenoord (nu Waaier)
en links daarvan, klein en donker, de ingang van het Zeehostunneltje.

De ingang van het tunneltje met rails voor lorries waarmee kinderen vanuit het Zeehospitium vervoerd werden.

De uitgang van het tunneltje naar het strand met uiterst rechts gebouw Feyenoord en onder het zwarte hekje bevindt zich de deur.

De uitgang van het tunneltje naar het strand met uiterst rechts gebouw Feyenoord en onder het zwarte hekje bevindt zich de deur.De keuze voor het tunneltje betekende dat de twee mannen een vouwkano nodig hadden die het tunneltje in elkaar kon worden gezet.
De vouwkano werd door Huib Dupon, vriend van Tolo en beroemd ijshockeyer beschikbaar gesteld. De in Den Haag wonende studenten Oscar de Brey en Dick van Swaay, met wie Pim en Tolo voor die tijd regelmatig contact hadden, hielpen hen bij de ontsnapping.
In de nacht van 18 op 19 april 1941 besloten Pim en Tolo om de overtocht te wagen. Het weer zag er goed uit en op het moment dat er geen Duitse patrouille in de buurt was gingen ze het stand op en kozen zee. Ze waren nog maar net door de branding heen of er stak al snel een stormachtige wind op.“Als het weer omslaat in stormachtig, maakt onze kano door de steeds hoger worden de golven snel water. Wij blijken met ons vaartuigje niet opgewassen tegen het natuurgeweld en dreigen te worden verzwolgen als boven ons opeens de boeg van een schip uittorent. Het is de KW 32, de Katwijkse vissersboot Sakina en haar bemanning die ons aan boord neemt en achter de Duitse wachtposten bij IJmuiden weer aan land zet, waaraan wij ons leven danken”.

Zeillogger KW 32 ‘Sakina’                                                                                                              foto: Katwijks Museum

Schipper Willem Ouwehand

Stuurman Nico Willem van Beelen

De redding
In de nacht van 18 op 19 april 1941 was de Katwijkse zeillogger KW 32 ‘Sakina’ op weg naar huis toen schipper Willem Ouwehand iets vreemds op het water zag en het schip erheen liet sturen. Een goed besluit, want ze waren maar net op tijd om Pim van Doorn en Tolo Makowski van de verdrinkingsdood te redden. De twee waren onder invloed van de stormachtige wind en een gebroken roer afgedreven. Maar het gevaar was nog niet over.
De KW 32 had, zoals alle zeegaande vissersschepen in die tijd, twee Duitse soldaten aan boord. De nachtelijke redding kon natuurlijk niet verborgen blijven en de soldaten wilden de twee verdachten meteen ondervragen.
Schipper Ouwehand en stuurman Willem van Beelen verhinderden dat, de drenkelingen waren sterk onderkoeld en moesten eerst onder in het schip opwarmen bij het kacheltje. In datzelfde kacheltje verdwenen ook enkele door Huib Dupon meegegeven (spionage) filmrolletjes en ander belastend materiaal.
Toen IJmuiden in zicht kwam besloten de schipper en de stuurman om het schip niet op de gewone plaats af te meren, maar aan de ‘Tegeltjesmart’, vlakbij het station. Terwijl Ouwehand en van Beelen er in slaagden de wacht af te leiden, stapten de twee Engelandvaarders van boord en wisten met het boemeltreintje, dat klaar stond, te ontsnappen.
De politie van IJmuiden belde een collega in Katwijk en melde dat de KW 32 een zeewaardige kano met de naam Lotte had binnengebracht die 5 mijl voor Zandvoort drijvend met twee personen erin was aangetroffen.

Door zijn gebruikelijke rapport bij de Ortskommandant iets te rekken wist Ouwehand ook de achtervolging nog even uit te stellen. De Duitsers waren natuurlijk woedend. De Duitse wachters op de ‘Sakina’ werden voor straf naar een front gestuurd. Ouwehand en van Beelen werden gearresteerd. De volgende dag, werden de twee vrijgelaten, maar ’s maandags weer opgepakt. Een scheepsjongen had de Duitsers verteld dat hij schipper Van Beelen had zien praten met de Engelandvaarders. Vlak voordat ze opgepakt werden schreef van Beelen nog een brief aan een broer van Pim waarin hij melding maakt van de redding en dat hij papieren in bezit heeft.
Ouwehand en van Beelen brachten zes weken door in de Scheveningse gevangenis, ‘het Oranjehotel’ genoemd. Waarom ze in eerste instantie werden vrijgelaten en daarna toch weer gearresteerd is altijd een raadsel gebleven.
De vrijlating na zes weken hebben ze waarschijnlijk te danken aan een zwager van Ouwehand, Klaas van Duijn. Deze Van Duijn was huisschilder en moest het huis van de befehlhaber der Ordnungspolizei (BdO), H.A. Rauter, schilderen *).

Van Duijn beklaagde zich bij de vrouw van Rauter over de twee Katwijkse vissers die geheel onschuldig opgesloten zaten in de Scheveningse gevangenis en kort daarna werden ze vrijgelaten.

Tot op de dag van vandaag heeft de familie van Van Duijn als bijnaam De Rauter. Uit angst dat zijn familie iets zou overkomen heeft schipper Ouwehand tijdens de oorlog niets verteld over de gebeurtenissen of zijn verblijf in de gevangenis. Dat zou na de oorlog wel komen. Schipper Ouwehand keerde niet terug op de ‘Sakina’, maar heeft nog wel een poosje vanuit Scheveningen aan dagvisserij gedaan. In februari 1943 is hij aan een ernstige ziekte overleden. Stuurman van Beelen overleefde de oorlog wel.

*) Hans Albin Rauter was tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland de hoogste vertegenwoordiger van de SS. Rauter was hoofdverantwoordelijke voor de vervolging en onderdrukking van het Nederlandse verzet en medeverantwoordelijke voor de deportatie van de Nederlandse Joden.

Na de oorlog werd hij ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.

Bron en foto’s: E. van Beelen Adr., Katwijk

Een tweede poging

Pim van Doorn verrichte na de mislukte ontsnapping spionagewerk in opdracht van de Ordedienst (OD) totdat hij op 30 november 1941 in opdracht van de OD naar Vichy in Frankrijk vertrok. Onderweg viel hij, als lange blonde Nederlander, te veel op tussen de reizigers en werd door de Duitsers in Reims gearresteerd. Toen bleek dat hij wapens en belastende papieren bij zich had werd hij naar een gevangenis in Parijs gebracht en vandaar naar Kamp Amersfoort en later naar kamp Vught. Tijdens het tweede grote OD-proces werd hij ter dood veroordeeld en op 29 juli 1943 werd Pim samen met 13 andere OD-ers op de Leusderheide gefusilleerd. Pim van Doorn was toen 32 jaar oud.

Na enkele maanden begon Tolo Makowski eind november 1943 aan een nieuwe vluchtpoging. Dit keer vanuit het woonhuis van Huib Dupon die intussen was verhuisd naar Eindhoven. Samen met Frederik (Freek) Kragt wilden ze te voet en per trein via België, Frankrijk en Spanje in Engeland belanden. Ze bereikten het onbezette Frankrijk en namen de trein naar Lyon. In de trein werden ze gearresteerd door de Franse autoriteiten en opgesloten in Fort Chapoly bij Lyon. In de kerstnacht wisten ze samen met vijf andere Nederlandse studenten, onder wie Pim de Bruyn Kops, te ontsnappen. Door gebrek aan geld besloten Tolo en Freek om naar Nederland terug te keren. Onderweg raakte Tolo Freek Kragt kwijt. Tolo keerde eind december terug bij de familie van der Straaten in Den Haag. Hij ging weer aan het werk maar….

“Op 8 april 1942 word ik om half één in de nacht door gebonk op de deur van mijn kamer in Amsterdam, ruw uit mijn slaap gewekt. Twee Gestapoagenten
arresteren mij en nemen mij mee naar de gevangenis in Scheveningen. Hier, in het Oranjehotel, volgt een zware tijd van ondervragingen en intimidaties door mijn bewaarders. Mijn reis naar Frankrijk blijkt te zijn verraden door een Nederlander. Na drie maanden Scheveningen wordt ik overgebracht naar het concentratiekamp Amersfoort. Daar vindt een bijzondere ontmoeting plaats. Eén van de bevelvoerende officieren herkent mij als lid van het Poolse Springruiterteam, dat deelnam aan de Olympische Spelen in 1936 te Berlijn. Hij roept mij bij zich, loopt met mij naar de poort, duwt me wat leeftocht in de handen en zegt: ‘maak dat je wegkomt en laat je nooit meer zien in de buurt van de westkust.’ Daar ging ik, weg uit het kamp waarvan in verzetskringen bekend was, dat geen Pool daar ooit levend uit was gekomen.”

De ingangspoort van de gevangenis die door de Duitsers werd gebruikt als strafgevangenis (‘Oranjehotel’)

Het monument in de gevel ter herinnering

Na de demobilisatie in 1947 keer ik terug naar Den Haag. Niet naar Polen, want daar heerste toen al het communisme, dat mij en mijn medevrijheidsstrijders uitermate vijandig gezind is. Gelukkig vinden Mary en ik onderdak bij haar ouders en kan ik aan het werk in het bedrijf van mijn schoonvader.”

In de jaren ’50 is Tolo Makowski actief in en voor de Poolse gemeenschap in Nederland. Zo is hij enkele jaren voorzitter van de Bond van Poolse Oud-strijders in Nederland en had hij goede contacten met de Poolse Katholieke Vereniging in Nederland. In dat kader komen geregeld jonge Poolse priesters een goede Hollandse borrel bij hem drinken. Eén van hen was Karol Józef Wojtyła, de latere Paus Johannes Paulus II.

Tolo als Captain 30th Corps 21st Army Group, Hameln

Tolo Saryusz Makowski in 1990

Bronnen:
•  Lotgevallen van een Poolse Lansier (1939-1947) door Dick van der Zwaard, Den Haag, 2011;
•  Verslag van mijn verblijf in Nederland, Witold A.W. (Tolo) Makowski, Lille, 4 december 1944 (citaten);
•  Kanovaarders van Doorn & Makowski, De Schakel, juli 2012;
•  Aantekeningen, foto’s en archief materiaal, J.W. A. Saryusz (George) Makowski, Den Haag;
•  Bijdrage mw. E. van Beelen Adr, Katwijk, 2012;
•  Verhoorverslag Johan Willem de Bruyn Kops, januari 1943, Algemeen Rijksarchief;
•  Den Haag in de Tweede Wereld Oorlog, Bart van der Boom, 1995;
•  De Vervolgden, Jacht op twee Delftse studenten in 1941, Annie Huisman – van Bergen, 1996;
•  Vrijheid achter de horizon, Jan Bruin en Jan van der Werff, 1998;
•  Tulpen voor Wilhelmina, Agnes Dessing , 2004;
•  Gedenkboek van het verzet der Delftsche studenten en docenten gedurende de jaren 1940-1945;
•  Politierapporten van Katwijk 1941 en 1942.